Er was eens een vriendelijk meisje dat een rode kap droeg. De mensen noemden haar Roodkapje. Op een ochtend zei haar moeder: "Neem alsjeblieft een klein cakeje en wat sap mee naar Oma. Loop op het pad, wees beleefd en kom recht terug." Oma woonde in het bos, niet ver weg. Terwijl het meisje liep, kwam er een wolf voorbij. Ze wist niet dat hij graag spelletjes speelde. "Goedendag, Roodkapje," zei de wolf. "Waar ga je naartoe?" "Naar het huis van Oma," zei ze.
"Ik heb een snack voor haar." "Kijk naar de mooie bloemen," zei de wolf. "Misschien zou Oma er een paar leuk vinden." Het meisje zag de heldere bloemen en plukte een klein bosje. Ze bleef dicht bij het pad en voelde zich blij om een cadeau te brengen. De wolf rende vooruit naar Omas huis en klopte. "Het is Roodkapje. Mag ik binnenkomen?" riep hij. Oma was voorzichtig. Ze opende de deur een beetje, zag de wolf en stapte in een kast om veilig te blijven.
De wolf zette oma's muts op en ging in bed liggen, hopend het meisje te misleiden. Al snel kwam Roodkapje aan. De deur stond open en de kamer zag er anders uit. Ze ging naar het bed en zei: "Oma, wat heb je grote oren!" "Die zijn er om jou beter te horen," zei de wolf. "Oma, wat heb je grote ogen!" "Die zijn er om jou beter te zien." "Oma, wat heb je grote handen!" "Die zijn er om grote knuffels te geven." "Oma, wat heb je een grote mond!"
""" Hoe fijn om hallo te zeggen! Juist toen liep er een vriendelijke jager voorbij en hoorde de vreemde stemmen. Hij keek binnen en zag de wolf met een hoed op. Hij opende de kastdeur zodat Oma veilig en glimlachend naar buiten kon stappen. Samen begeleidden ze de wolf voorzichtig naar de deur. De wolf voelde zich beschaamd om zijn streken en rende terug het diepe bos in. Oma genoot van de taart en het sap, en het meisje gaf haar de bloemen. Ze bedankten de jager voor zijn hulp. """
Roodkapje zei: "Voortaan blijf ik op het pad en luister ik naar Moeder." Een andere keer ging Roodkapje weer naar Oma. Een wolf probeerde met haar te praten en vroeg haar van het pad af te gaan. Ze stopte niet. Ze ging recht naar Oma's huis en vertelde haar wat ze had gezien. Ze sloten de deur en bleven rustig. De wolf klom op het dak om te kijken en te wachten. Oma zei: "Laten we een warme, lekkere geur maken." Ze vulden een grote bak met schoon water en voegden soepkruiden uit de keuken toe.
De zoete geur zweefde door de lucht. De nieuwsgierige wolf rekte zich uit en gleed een beetje. Hij kreeg een spetter op zijn neus, jankte, en haastte zich weg het bos in. Roodkapje liep veilig en gelukkig naar huis. Ze herinnerde zich de les: wees vriendelijk, wees dapper, en volg altijd het veilige pad.