Een molenaar en zijn vriendelijke dochter woonden dichtbij een drukke weg. Op een dag sprak de molenaar met de koning en pochte een beetje. Hij zei: Mijn dochter kan heel goed spinnen. De koning glimlachte en zei: Breng haar naar het kasteel zodat we haar goede werk kunnen zien. In een stille kamer vond het meisje een spinnewiel, een spoel en een stapel stro. Ze voelde zich bezorgd. Hoe kan ik dit zoveel afmaken voor de ochtend, dacht ze. Toen kwam er een klein hulpje binnen met een vrolijke strik. Goedenavond, zei hij. Waarom ben je verdrietig? Het meisje zei: Ik wou dat ik dit spinnen kon afmaken.
De helper zei: Ik kan helpen. Wat geef je me? Het meisje gaf haar ketting. Zoef, zoef, ging het wiel, en tegen de ochtend glansden de spoelen als gouden draad. De koning was tevreden en bracht meer stro. Het meisje voelde zich weer bezorgd. De helper kwam terug. Wat geef je me deze keer? vroeg hij. Het meisje gaf haar ring. Zoef, zoef, ging het wiel, en opnieuw leek het stro op gouden draad. De koning klapte van blijdschap en zei: Nog één keer proberen, en dan gaan we feest vieren.
De kamer was gevuld met stro. De helper verscheen voor de derde keer. Ik kan weer helpen, zei hij vriendelijk. Wat geef je me nu? Het meisje had niets meer. Ze zei: Ik kan alleen later een vriendelijk cadeau beloven. De helper knikte. Toen whirr, whirr, draaide het wiel, en het werk was gedaan. Al snel klonk er muziek, waren er bloemen en vrolijke bellen. De koning en het vriendelijke meisje trouwden, en zij werd koningin. De tijd verstreek. Op een dag kwam de kleine helper terug met een beleefde buiging. Herinner je je je belofte? vroeg hij.
De koningin wilde haar belofte houden, maar wist niet welk cadeau ze moest geven. De helper zei: Als je mijn naam binnen drie dagen kunt raden, vraag ik helemaal niets. De koningin glimlachte. Dat klinkt eerlijk! Ze stuurde haar vrienden om overal in het land naar namen te luisteren. Op de eerste dag raadde ze veel namen, zoals Jack en Harry. De helper lachte. Dat is niet mijn naam. Op de tweede dag raadde ze gekke namen, zoals Gekookte Ribben en Spindelbenen. De helper giechelde. Dat is niet mijn naam.
Op de derde dag kwam er een boodschapper terug uit het bos. Ik hoorde een klein stemmetje bij een klein vuurtje, zei hij. Het zong, Vandaag bak ik, morgen brouws ik, en niemand weet dat mijn naam Rumpelstiltskin is. De koningin bedankte de boodschapper. Toen de helper arriveerde, zei ze, Heet je Tom? Nee. Heet je Tim? Nee. Dan is je naam misschien Rumpelstiltskin. De helper sprong en klapte. Je hebt het gevonden, zei hij. Een belofte gehouden en een spel goed gespeeld. Hij zette zijn hoed af, danste een snel dansje en huppelde terug naar het bos.
De koningin lachte van opluchting. Ze stuurde een mand met warm brood en zoete jam naar het bos als een vriendelijke dankjewel. Vanaf die dag koos de koningin eerlijke woorden en vriendelijke beloftes. De koning luisterde aandachtig en maakte eerlijke keuzes. En iedereen leerde dat de waarheid vertellen en je aan je woord houden harten veilig en blij maakt.